Jarenlang bleef de moord op Marianne Vaatstra een raadsel. Wie had dit ondenkbare misdrijf gepleegd en waarom? In dit deel volgen we het intensieve onderzoek, de doorbraak van DNA-technologie en de uiteindelijke arrestatie die een hele gemeenschap van onzekerheid verloste.
Hoe de politie, technologie en gemeenschap worstelden met de waarheid achter de moord op Marianne Vaatstra
Het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra begon onmiddellijk na de vondst van haar lichaam in de vroege ochtend van 1 mei 1999. In een weiland bij Feankleaster, tussen Kollum en De Westereen, werd haar lichaam aangetroffen, een stille plek die in één nacht veranderde in een plaats van nationaal verdriet. De politie zette direct een grootschalig onderzoek in, ondersteund door forensische experts, speurhonden en tientallen rechercheurs (NOS, 2012).
De eerste uren van het onderzoek
De politie begon met het afzetten van de omgeving en het veiligstellen van sporen. Er werden duidelijke tekenen van geweld aangetroffen. Uit sectie bleek later dat Marianne was gewurgd en met een mes in de hals was gestoken. Ook werden sporen van seksueel geweld gevonden, wat wees op een brute en doelbewuste aanval (NOS, 2012).
In de dagen daarna werden buurtbewoners, vrienden en feestgangers ondervraagd. De politie volgde elk mogelijk spoor: van getuigenverklaringen tot auto’s die die nacht in de buurt waren gezien. Toch bleef een duidelijk aanknopingspunt uit. De moord leek zonder motief of aanleiding te zijn gepleegd, wat het onderzoek uitzonderlijk ingewikkeld maakte. Vanuit criminologisch perspectief is dit een duidelijk voorbeeld van de Routine Activity Theory, die aangeeft dat een misdrijf kan plaatsvinden wanneer een gemotiveerde dader, een kwetsbaar slachtoffer en weinig sociale controle samenkomen. In dit geval fietste Marianne alleen door een afgelegen stuk bij Kollum, waardoor de omstandigheden de daad mogelijk maakten (van Dijk, 2024).
Jaren van onzekerheid
In de eerste onderzoeksfase werden meerdere personen onderzocht. Enkele mannen uit de regio werden verhoord of moesten DNA afstaan, maar niemand kwam overeen met het spoor dat op Marianne’s lichaam was gevonden.
Ondanks grote inzet bleef de dader onbekend. De zaak kreeg landelijke aandacht, en in de loop der jaren werden er verschillende onderzoeksteams op gezet. Het bewijs lag er, een DNA-profiel van de dader, maar zonder overeenkomst in de databanken leek het alsof het spoor doodliep (NOS, 2012).
De spanning in de gemeenschap werd groter. Sommige buurtbewoners en mensen uit het nabijgelegen AZC werden verdacht, gebaseerd op geruchten in plaats van bewijs. Dit illustreert hoe sociale druk en angst kunnen leiden tot stigmatisering, wat criminologen beschrijven met de Labeling Theory: mensen worden snel als “verdacht” of “anders” bestempeld, vooral in tijden van onzekerheid en trauma (van Dijk, 2024).
De jaren verstreken. Voor de familie van Marianne was het een periode van eindeloze hoop en teleurstelling. Ze bleven zich inzetten om de zaak levend te houden, zowel in de media als bij de politie.
De technologische doorbraak
Pas in 2012, dertien jaar na de moord, kwam er eindelijk een doorbraak. Door een nieuwe methode, het DNA-verwantschapsonderzoek, kon de politie genetische verwanten van een onbekende dader opsporen.
Er werd een grootschalige oproep gedaan aan mannen uit de regio om vrijwillig DNA af te staan. Ruim 8.000 mannen deden mee aan dit onderzoek. De betrokkenheid was enorm; velen hoopten dat de waarheid eindelijk boven tafel zou komen (NU, 2012).
Een van de DNA-monsters vertoonde een gedeeltelijke overeenkomst met het DNA van de dader, iemand van de dader zijn bloedlijn. Het spoor leidde naar Jasper S., een melkveehouder uit Oudwoude, slechts enkele kilometers van de plaats waar Marianne was gevonden. Hij heeft uiteindelijk zelf zijn DNA afgestaan. Verdere tests bevestigden dat zijn DNA 100% overeenkwam met het spoor dat in 1999 was veiliggesteld (NRC, 2012).
De arrestatie en bekentenis
Op 19 november 2012 werd Jasper S. gearresteerd. Tijdens zijn verhoor legde hij een bekentenis af. Hij verklaarde dat hij niet goed kon verklaren waarom hij had gehandeld zoals hij deed. Zijn verklaring, in combinatie met het onweerlegbare DNA-bewijs, maakte dat het onderzoek eindelijk tot rust kwam.
De zaak, jarenlang een open wond in de Nederlandse samenleving, kreeg zijn antwoord. Voor het eerst in dertien jaar was er duidelijkheid over wie verantwoordelijk was voor de moord op Marianne (RTL, 2012).
De rechtszaak
In april 2013 oordeelde de rechtbank in Leeuwarden dat Jasper S. schuldig was aan verkrachting en moord en veroordeelde hem tot 18 jaar gevangenisstraf.
Hoewel de uitspraak opluchting bracht, bleef het verdriet voelbaar. Voor Marianne’s familie betekende de veroordeling vooral dat de onzekerheid voorbij was. Het was geen overwinning, maar een vorm van rust (RTL, 2012).
In het volgende blog kijken we verder naar wie Jasper S. was en waarom hij tot zo’n daad kwam. Wat gebeurt er in iemand waardoor hij zoiets kan doen?
Maak jouw eigen website met JouwWeb